Voegwoorden - die Konjunktionen
QUIZ: voegwoorden Duits-Nederlands
QUIZ: voegwoorden Nederlands-Duits
Voegwoorden
Duits Nederlands
und en
oder of, ofwel
aber maar
denn want [als bijwoord: dan]
dass dat
weil omdat
als toen; als [zoals, alsof]
ob of [indirecte vraag]
obwohl (al)hoewel
wenn als, wanneer, zodra [i.c.m. auch, schon of gleich: hoewel]
sondern maar [na ontkennende zin]
doch toch, maar, echter [als bijwoord/partikel: toch]
da aangezien, omdat, daar [als bijw.: daar, er]
während terwijl [gelijktijdigheid; tegenstelling] [als voorzetsel: tijdens]
bis tot, totdat [als voorzetsel: tot]
seit sinds [ook als voorzetsel]
seitdem sinds [als bijwoord: sindsdien]
wie als, zoals, evenals
solange zolang (als)
bevor voordat [soms met overbodige ontkenning: bevor nicht]
ehe voordat [soms met overbodige ontkenning: ehe nicht]
nachdem nadat
damit opdat, zodat [als voorzetsel: daarmee, dus]
sodass, so dass zodat, waardoor
indem doordat
sobald zodra
sofern op voorwaarde dat, indien, voor zover
soweit (voor/in) zover
soviel (voor) zover [i.c.m. auch: hoe(zeer) ... ook]
falls in/voor het geval (dat), indien, ingeval

Aber wordt gebruikt om een indirecte tegenstelling, nuance of afzwakking aan te geven: 'maar toch'.
Sondern geeft een directe tegenstelling na een ontkennende zin: 'niet dit maar dat'.
Sondern wordt tevens gebruikt in de vertaling voor 'niet alleen dit, maar ook dat' en voor versterking.
Der Wecker klingelt, aber ich stehe nicht auf. = De wekker rinkelt, maar ik sta niet op.
Ich fahre nicht mit dem Zug, sondern ich fliege mit dem Flugzeug. = Ik ga niet met de trein, maar met het vliegtuig.

Er ist nicht genial, sondern dumm. = Hij is niet geniaal, maar dom.
Er ist nicht genial, aber ziemlich klug. = Hij is niet geniaal, maar wel tamelijk slim.

Dieser Text ist kurz, aber wichtig. = Deze tekst is kort maar belangrijk.
Dieser Text ist nicht kurz, sondern lang. = Deze tekst is niet kort maar lang.

Nicht nur das Essen, sondern auch die Getränke waren kostenlos. = Niet alleen het eten maar ook het drinken was gratis.
Du bist nicht schön, sondern wonderschön! = Jij bent niet mooi/knap maar supermooi/knap!



Oder wordt gebruikt om meerdere keuzes of mogelijkheden achter elkaar te noemen: 'dit of(wel) dat'.
Ob stelt een indirecte vraag: 'of het zo is / of het gaat zijn dat...(?)'.
Er wollte wissen, ob wir einen Hund oder eine Katze besitzen. = Hij wilde weten of we een hond of een kat hebben.
Ich weiß noch nicht, ob ich laufe oder den Bus nehme. = Ik weet nog niet of ik loop [ga lopen] of (dat ik) de bus neem.



Damit verwijst naar het doel aan van een actie, terwijl sodass / so dass een gevolg of resultaat inleidt.
Sie hat ihren Regenschirm zu Hause gelassen, sodass / so dass sie nass geworden ist. = Ze heeft haar paraplu thuisgelaten, zodat/waardoor ze nat geworden is.
Sie hat ihren Regenschirm mitgenommen, damit sie nicht nass wird. = Ze heeft haar paraplu meegenomen, zodat/opdat ze niet nat wordt.

Ich bin zur Seite gegangen, damit er vorbeigehen konnte. = Ik ging opzij, zodat/opdat hij erlangs kon gaan [of: om hem erlangs te laten].
Ich bin zur Seite gegangen, sodass / so dass er vorbeigehen konnte. = Ik ging opzij, zodat/waardoor/waarna hij erlangs kon gaan.



Soviel/soweit ich weiß, wird das Wetter morgen wieder besser. = (Voor) zover ik weet wordt het morgen opnieuw beter weer.
Nach der Operation geht es ihr gut, soviel/soweit ich es beurteilen kann. = Na de operatie gaat het goed met haar, (voor) zover ik het kan beoordelen.